index icon
Index

Associatie tussen kwaliteit van leven en het uitvoeren van een herhaal pulmonaal vene isolatie (PVI) bij patiënten met atriumfibrilleren.

Naar extern artikel

Atriumfibrilleren heeft een aanzienlijke impact op de kwaliteit van leven (KvL), waardoor effectieve therapeutische interventies zoals pulmonaal vene isolatie (PVI) noodzakelijk zijn. Hoewel het succes van PVI vaak wordt gemeten aan de hand van het uitblijven van atriumfibrilleren, ligt de nadruk in de klinische praktijk op symptoomvrijheid en het comfort van de patiënt, zoals vastgelegd met KvL-instrumenten zoals de Atrial Fibrillation Effect on Quality-of-Life (AFEQT) vragenlijst. Dit onderzoek heeft laten zien dat een lagere baseline KvL samenhangt met een grotere kans op een herhaal PVI, wat het belang benadrukt van patiëntgerapporteerde uitkomsten bij het behandelen van atriumfibrilleren. Het integreren van KvL-metingen in de dagelijkse praktijk kan gepersonaliseerde zorg ondersteunen, risicostratificatie mogelijk maken en bijdragen aan het standaardiseren van klinische besluitvorming.

M. van de Kar, G. van Steenbergen, J. Vermeer, J. van der Heijden, J. Balt, J. Luermans, Y. Blaauw, N. Medendorp, D. Veldman-Schulz, L. Dekker, D. van Veghel on behalf of the Ablation Registration Committee of the Netherlands Heart Registration

Doel

Deze studie onderzoekt de relatie tussen de baseline kwaliteit van leven (KvL), veranderingen in KvL, en het uitvoeren van een herhaal pulmonaal vene isolatie (redo PVI), met als doel om patiëntgerichte uitkomsten in lijn te brengen met klinische besluitvorming.

Methode

Gegevens van 3.336 patiënten met atriumfibrilleren (AF) die tussen 2018 en 2021 voor het eerst een PVI ondergingen in een van de Nederlandse hartcentra werden geanalyseerd. Patiënten met KvL-scores vóór behandeling en na 1 jaar werden ingedeeld in kwartielen op basis van de pre-PVI Atrial Fibrillation Effect on Quality-of-Life (AFEQT)-scores, waarna het percentage redo PVI binnen 1 jaar werd onderzocht.

Resultaten

Binnen 1 jaar onderging 16,0% van de patiënten een redo PVI. Er werden significante verschillen gevonden in de linkeratrium volume index, de linkerventrikel ejectiefractie, en het type AF tussen de patiëntgroepen met en zonder redo. De mediane AFEQT-scores verbeterden significant: van 53,9 naar 71,3 bij redo-patiënten en van 57,4 naar 88,0 bij de niet-redo patiënten (P < 0,001). Hogere baseline KvL-scores waren geassocieerd met lagere redo-percentages: de odds ratio’s voor redo PVI waren 0,93 (Q2, P = 0,52), 0,74 (Q3, P = 0,05) en 0,62 (Q4, P = 0,001) vergeleken met Q1. Het percentage redo PVI verschilde ook sterk tussen de hartcentra, wat wijst op variatie in praktijk.

Conclusie

Een lagere baseline KvL hangt samen met een grotere kans op een redo PVI, wat het belang benadrukt van patiëntgerapporteerde uitkomsten bij het behandelen van AF. Het integreren van KvL-metingen in de dagelijkse praktijk kan gepersonaliseerde zorg ondersteunen, risicostratificatie mogelijk maken en bijdragen aan het standaardiseren van klinische besluitvorming.

1_s20_s2666501825001187_gr1_lrg.jpg

Figuur 1. AFEQT scores pre- (blauw) and post-PVI (oranje) per kwartaal. AFEQT = Atrial Fibrillation Effect on QualiTy-of-life; IQR = interkwartielrange; PVI = pulmonaal vene isolatie.