Toepassing van post-dilatatie met non-compliant ballon tijdens PCI binnen Nederlandse ziekenhuizen
Dit onderzoek naar het gebruik van post-dilatatie met behulp van een non-compliant ballon tijdens PCI is gebaseerd op gegevens uit 2020 en 2021 van 12 Nederlandse ziekenhuizen. Het toont aan dat bij 49,9% van de PCI-behandelingen post-dilatatie met een non-compliant ballon wordt toegepast. Hierbij is sprake van een aanzienlijke variatie tussen centra en operateurs. Ook blijkt uit het onderzoek dat post-dilatatie vaker wordt uitgevoerd bij complexe PCI's en bij gebruik van intracoronaire beeldvorming of calcium modificatie.
K. van Beek, M. Timmermans, L. Derks, J. Cheng, A. Kraaijeveld, E. Arkenbout, C. Schotborgh, J. Brouwer, B. Claessen, E. Lipsic, J. Polad, L. van Nunen, K. Sjauw, D. van Veghel, P. Tonino, K. Teeuwen, 'n behalf of the PCI registration committee of The Netherlands Heart Registration.
Inleiding
Het bereiken van een optimale stentplaatsing bij een percutane coronaire interventie (PCI) is belangrijk om complicaties als stenttrombose en instent restenose te beperken. Post-dilatatie met een non-compliant ballon kan toegepast worden om de resultaten van PCI's te verbeteren. Vanwege een gebrek aan bewijs over het effect van postdilatie op klinische uitkomsten, is er geen consensus over of postdilatatie routinematig gebruikt moet worden. In deze studie wordt onderzocht hoe vaak post-dilatatie in Nederland wordt toegepast tijdens PCI en wordt onderzocht wat de kenmerken zijn van de patiënten waarbij post-dilatatie wordt toegepast.
Methode
Dit observationele, retrospectieve onderzoek is uitgevoerd met data van 12.960 patiënten uit 12 Nederlandse ziekenhuizen, verzameld binnen de kwaliteitsregistratie PCI van de NHR in 2020 en 2021. Indien post-dilatatie tijdens de PCI was toegepast in tenminste één vat met een ballon die tenminste dezelfde diameter had als de geïmplanteerde stent, werd de patiënt ingedeeld in de post-dilatatie groep. De post-dilatatie groep en de groep zonder post-dilatatie werden vergeleken middels de independent t-test of de Mann-Whitney U test en de Pearson's χ2 exact test of Fisher's exact test. De relatie tussen baseline en procedurele factoren en post-dilatatie werd onderzocht middels logistische regressie.
Resultaten
Bij 49,9% van de patiënten werd post-dilatatie uitgevoerd, met een variatie tussen ziekenhuizen van 29,3% tot 82,7% en tussen operateurs van 15,9% tot 90,5% (zie Figuur 1). In de groep zonder post-dilatatie waren meer patiënten met een STEMI (34,5% vs 25,4%, p<0,001), een OHCA (3,7% vs 2,6%, p<0,001) en een cardiogene shock (3,7% vs 2,7%, p=0,001). In de post-dilatatie groep waren meer patiënten met meervatslijden (56,0% vs 51,2%, p<0,001). Ook was er in de post-dilatatie groep vaker spraker van een procedure in de linker kransslagader (55,0% vs 45,7%, p<0,001), de hoofdstam (7,4% vs 2,8%, p<0,001) en werd er vaker gebruik gemaakt van intracoronaire beeldvorming of calcium modificatie.
Discussie
Dit onderzoek toont aan dat in slechts de helft van de patiëten post-dilatatie tijdens PCI wordt toegepast en dat bepaalde patiëntkarakteristieken en procedurele karakteristieken vaker leiden tot post-dilatatie. Echter, door het retrospectieve aspect was er geen data beschikbaar met betrekking tot de karakteristieken van de leasie. Daarnaast is de verzamelde data op vatniveau en niet op segmentniveau, waardoor niet met zekerheid gezegd kan worden of post-dilatatie over de volledige lengte van de stent heeft plaatsgevonden.
Aangezien post-dilatatie in vergelijking met intracoronaire beeldvorming goedkoper is en makkelijker te impelementeren, is op basis van dit onderzoek het OPTIMIZE-PCI project gestart, waarbij verschillende centra in Nederland laagdrempelig post-dilatatie tijdens PCI gaan toepassen, om op die manier stentplaatsing te optimaliseren.
Figuur 1.