Concomitante chirurgische ablatie bij patiënten met atriumfibrilleren die een geïsoleerde CABG of AVR ondergaan
Deze studie onderzocht patiënten met atriumfibrilleren (AF) die een geïsoleerde coronaire bypassoperatie (CABG) of aortaklepvervanging (AVR) ondergingen. Onderzoekers concludeerden dat concomitante chirurgische ablatie (CCA) geassocieerd is met een betere overleving en mentale kwaliteit van leven. Hoewel CCA iets langere cardiopulmonale bypass- en aortaklem-tijden liet zien, vonden onderzoekers geen significante verschillen in ernstige complicaties, waaronder mortaliteit, beroerte en nierinsufficiëntie. Het percentage CCA steeg van 29,7% in 2018 naar 44,4% in 2021. Dit betekent een aanzienlijke vooruitgang en geeft Nederland internationaal een vooraanstaande positie. Hoewel dit bemoedigend is, is er nog steeds ruimte voor verdere verbetering door een betere implementatie van de zorg en voortdurend wetenschappelijk onderzoek.
M. A. Bayon, M. A. Scheurwater, N. J. Verberkmoes, M. A. Mariani, M. M. Roefs, J. van der Palen, L. R. C. Dekker, Y. Blaauw, T. J. van Brakel, Registratiecommissie Cardiochirurgie van de Nederlandse Hart Registratie
Achtergrond
Concomitante chirurgische ablatie (CCA) wordt geadviseerd voor patiënten met atriumfibrilleren (AF) die een hartoperatie ondergaan. De effecten van CCA bij niet-mitralisklepoperaties, met name coronaire bypassoperaties (CABG) en aortaklepvervanging (AVR), zijn echter minder goed onderzocht. Deze studie analyseert resultaten en trends van het verrichten van CCA in Nederland.
Methode
Voor deze landelijke multicenterstudie zijn data uit de Nederlandse Hart Registratie gebruikt. Patiënten met AF die tussen 2013 en 2021 een CABG of AVR ondergingen, zijn in de studie geïncludeerd. Onderzoekers analyseerden de jaarlijkse trends in het verrichten van CCA en gebruikten een multivariabel regressiemodel om voor confounders te corrigeren bij het vergelijken van CCA en niet-CCA.
Resultaten
Er werden in totaal 3260 patiënten geïncludeerd, van wie er 1081 een CCA ondergingen. CCA-patiënten hadden iets langere operatietijden: cardiopulmonale bypass(CPB)-tijd (111 vs. 80, mean verschil tussen groepen: 31 minuten [95% CI, 27-34, P < 0,001]) en aortaklemtijd (AoX) (67 vs. 52, mean verschil: 15 minuten [95% CI, 13-17, P < 0,001]). Na correctie voor confounders waren de mean CPB- en AoX-tijden bij CCA-patiënten respectievelijk 18 (95% CI, 16-21, P < 0,001) en 8 (95% CI, 6-10, P < 0,001) minuten langer. De CCA-groep had hogere overlevingspercentages (92,5% vs. 86,4%, P = 0,039) en sterkere verbeteringen in mentale kwaliteit van leven (QoL) (P = 0,047) dan de niet-CCA groep. Het verrichten van CCA bij geïsoleerde CABG's en AVR's is aanzienlijk toegenomen, van 29,7% in 2018 tot 44,4% in 2021.
Conclusie
CCA resulteerde in iets langere CPB- en AoX-tijden, maar niet in significante verschillen in ernstige postoperatieve complicaties. Regressieanalyses toonden betere overlevingspercentages en een verbeterde mentale QoL voor de CCA-groep. Het verrichten van CCA tijdens CABG en AVR is in Nederland toegenomen.
Figuur 1. Overlevingsanalyse voor concomitante chirurgische ablatie (rode lijn) en niet-concomitante ablatie (blauwe lijn), waaruit blijkt dat patiënten die een concomitante ablatie ondergingen een betere overleving hadden tot vijf jaar na de interventie.
Figuur 2. Trends in aantallen uitgevoerde concomitante chirurgische ablaties in Nederland bij AVR en CABG. Het verrichten van concomitante chirurgische ablaties is in recente jaren aanzienlijk toegenomen.